Hoezo vrijblijvend? De plichten van een vrijmetselaar

Wat mag van een vrijmetselaar verwacht worden? Waaraan moet een vrijmetselaar zich houden? En waaraan kunnen vrijmetselaren elkaar wel of niet herinneren? Al sinds oude tijden kent de vrijmetselarij plichten. Plichten waaraan ieder lid wordt geacht zich te houden. Want één ding is zeker: het vrijmetselaarsschap is niet vrijblijvend.

Tekst: Paul Marselje – Foto’s: Paul Mellaart.

De kern van de vrijmetselarij is de inzet van ieder lid om een beter mens te worden; niet beter dan de ander, maar beter dan hij zelf eerder was. En door beter te worden dan hij eerst was, wordt van hem verwacht dat hij bijdraagt aan een betere wereld. Het staat hem daarbij vrij om zelf te bepalen wat een beter mens is en hoe die betere wereld er uitziet, zolang de ander daarmee maar niet in de weg gestaan wordt om zijn eigen beeld daarvan te hebben. Het klinkt misschien allemaal vanzelfsprekend en eenvoudig, maar dat is het niet. Het vrijmetselaarsschap stelt hoge eisen aan ieders persoon.

Jezelf, broederschap en maatschappij

Vrijmetselarij is geen leerschool waar les gegeven wordt in wat een beter mens is of hoe een betere wereld er uitziet. Vrijmetselarij is een broederschap waarbinnen de leden in rituele handelingen en met symbolische gereedschappen handreikingen worden gedaan die hen kunnen helpen aan zichzelf te werken. Het zich eigen maken van die symboliek en ritualistiek en het bestuderen ervan is daarom ook een belangrijke plicht. Vrijmetselaarsloges zijn verder een plaats waar eenieder op verdraagzame manier van gedachten hoort te wisselen over onderwerpen die hem of een andere vrijmetselaar raken. De vrijmetselarij is daardoor geen willekeurige groep mensen; het is een broederschap. En ook het lidmaatschap van een broederschap stelt hoge verplichtingen aan de leden. De plichten van een vrijmetselaar kunnen dus worden samengevat in plichten naar de persoon, naar de broederschap en naar de maatschappij. Maar wat is een verplichting? In algemene zin kan gesteld worden dat een verplichting een bindende overeenkomst is tussen twee partijen. Dat kan een morele, juridische of zelfs spirituele overeenkomst zijn. Vooral de morele en spirituele plichten krijgen in de vrijmetselarij aandacht. Wie vrijmetselaar wordt, legt een gelofte af waarin hij belooft zich aan de plichten van de vrijmetselarij te houden. Wat zijn die plichten dan wel?

De ‘Oude Plichten’

Al sinds oude tijden worden vrijmetselaarsplichten beschreven. De Engelsman Anderson publiceert in de vroege achttiende eeuw het eerste stelsel van vrijmetselaarsplichten. Die regels worden binnen de Broederschap ‘De Oude Plichten’ genoemd en staan symbool voor wat tegenwoordig als vrijmetselaarsplichten beschouwd worden. Grotendeels zijn die hedendaagse plichten vastgelegd in de statuten en reglementen van de Orde van Vrijmetselaren, die gezien kunnen worden als vervanging van die ‘Oude Plichten’.

Iedere tijd biedt immers zijn eigen kader waarbinnen afspraken met elkaar worden gemaakt. Maar deels liggen die plichten ook vast in de traditie en de sfeer van de broederschap, waarvan dat oude geschrift van Anderson
nog steeds een goede weerslag vormt. Als een nieuwe voorzittend meester van een loge wordt geïnstalleerd krijgt hij daarbij een exemplaar van die ‘Oude Plichten’ overhandigd, vooral als symboolvan de huidige orderegels, maar zeker ook om te verwijzen naar de traditie van waaruit de vrijmetselarij en de vrijmetselaar handelt.

Kwetsbaarheid

Vrijmetselarij wordt vaak ‘geheimzinnig’ genoemd. Waarom wordt niet verteld wat er in rituelen gebeurt? Waarom mogen buitenstaanders er niet bij zijn als vrijmetselaren samenkomen? Waarom zijn vrijmetselaren verplicht om over wat er in loges gebeurt te zwijgen?

In toenemende mate kan de maatschappij zich steeds minder vinden in dogmatiek, terwijl er toch behoefte is aan het discussiëren over levensvraagstukken. Een groeiend aantal mensen vindt binnen de geborgenheid van vrijmetselaarsloges de vrijheid daarover te praten. Zoiets kan voor hen alleen dan in werkelijke vrijheid, als de logebijeenkomsten besloten zijn. Het is verklaarbaar dat bepaalde strak geleide geestelijke en politieke organisaties naar die beslotenheid met de nodige argwaan kijken. Maar terecht is dat niet. Leden moeten in een loge vrijuit kunnen spreken, zonder dat het de volgende dag wordt rondvertelt of in de krant of op Facebook staat. Ze moeten zich kwetsbaar kunnen opstellen. Daarvoor achten vrijmetselaren een zekere intimiteit nodig. En daarom bestaat de plicht tot geheimhouding over wat in loges wordt besproken.

Geheime rituelen

De plicht om te zwijgen over wat er in de rituelen staat geschreven heeft een andere achtergrond. In een vrijmetselaarsritueel wordt de deelnemer een aantal keren verrast. Er overkomen hem dingen die hem aan het denken moeten zetten over zichzelf en over zijn verhouding ten opzichte van anderen en de maatschappij. Het zijn geen gebeurtenissen die iemand niet zou willen meemaken. Ze zijn waardevol en worden dat naar gelang de persoon langer lid is steeds meer.

Die momenten moeten iemand ‘overkomen’ om indruk te maken en om hem aan het denken te zetten. Wie ze tevoren zou weten, Vrijmetselarij is geen leerschool waarin les gegeven wordt in wat een beter mens is of hoe een betere wereld er uitziet ontneemt zichzelf iets. De belangrijkste reden dat vrijmetselaren zwijgen over die rituelen is dus – verrassend genoeg – niet hun eigen belang, maar het belang van degene die nog niet is ingewijd. Toch is er nog een andere reden om te zwijgen over wat er in rituele bijeenkomsten gebeurt. De vrijmetselarij is vormgegeven als een middeleeuws steenhouwersgilde. Traditioneel kent zo’n gilde drie soorten leden, drie ‘graden’, te weten leerling, gezel en meester.

Wie in vroegere tijden als rondtrekkende steenhouwer werk zocht en zich bij een bouwplaats aanmeldde, moest kunnen bewijzen dat hij een echte steenhouwer was. Hij moest ook kunnen aantonen dat hij een bepaalde graad van vaardigheid in zijn vak had. Gezellen konden nu eenmaal meer dan Leerlingen en Meesters waren tot meer in staat dan Gezellen. Ze werden ook verschillend betaald.

Aanraking

Om die reden bestonden er herkenningswoorden, -tekens en -aanrakingen voor iedere graad. Als onderdeel van de traditie worden zulke herkenningsbegrippen nog steeds aan de nieuwe leerling, gezel of meester verteld. Maar het is méer dan een traditie. De beslotenheid, de intimiteit van een loge kan alleen worden gegarandeerd indien zeker is dat iedereen ook echt vrijmetselaar is. Iedere vrijmetselaar heeft toegang tot elke vrijmetselaarsloge in de wereld en zulke bezoeken worden dan ook vaak afgelegd. Hoe weet een loge dat die onbekende gast ook werkelijk lid is? Hierbij komen onder meer die herkenningsbegrippen dan goed van pas en ook daarom bestaat er de plicht tot zwijgen over de inhoud van de rituelen.

De eigen maat

Van belang is dat verplichtingen aangegaan worden vanuit vrije wil. De vrije wil en het recht op eigen inzicht zijn essentiële onderdelen van de vrijmetselarij. Het staat de leden dan ook vrij de vrijmetselaarswerkwijze naar eigen inzicht te interpreteren. Vrijmetselaren zijn vrijdenkers, die tolerantie hoog in het vaandel hebben. En ze zijn zoekers, die erkennen nooit uitgezocht zijn. Maar het is niet alleen ‘vrijheid-blijheid’ in de Orde. Een deel van de verplichtingen is tamelijk eenduidig, zoals de plicht tot geheimhouding.

Broederschap hoort geen leeg woord te zijn

De plicht te trachten een beter mens te worden echter, is zeer persoonlijk. Wie zal de ander daarin de maat nemen? Dat geldt ook voor de plicht te bouwen aan een betere wereld. Al snel zou bij een eventuele beoordeling daarvan immers de eigen mening van de beoordelaar worden gehanteerd over wat een beter mens is en wat een betere wereld zou zijn. De vrijmetselaar kan dus wat dat betreft alleen zichzelf de maat nemen. Het staat ook in de Ordewetgeving, in het statuut en reglement beschreven. De vrijmetselaar erkent:

  • de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid;
  • de gelijkwaardigheid van alle mensen;
  • ieders recht om zelfstandig te zoeken naar waarheid; en
  • ieders verantwoordelijkheid voor zijn eigen doen en laten.

Broederschap verplicht

Broederschap hoort geen leeg woord te zijn. Wie ziet dat een andere vrijmetselaar het moeilijk heeft die sta hem dan bij. Dat is een plicht. Maar een belangrijk begrip in de vrijmetselarij is dat het in het leven op jezelf aankomt. Ieder persoon zijn leven zelf moet vormgeven en verder ontwikkelen. Daar waar mogelijk zal de hulp aan een vrijmetselaar in problemen er daarom uit moeten bestaan hem – waar mogelijk – te helpen weer op eigen benen te staan.

Broederschap is verder ook begrip willen opbrengen voor de ander in de loge, hem te verdragen en hem aandacht te geven, zowel in goede als in slechte tijden.

Zelfontplooiing

Tot slot. Wanneer verplichtingen alleen aanvoelen als een last, een vervelende sleur, dan zal iemand zich er al snel tegen verzetten. Het is beter het woord ‘plicht’ in de vrijmetselarij synoniem te zien aan het krijgen van een kans; een kans om uit de dagelijkse sleur te komen. Om de dagelijkse sleur op de juiste wijze te kunnen wegen en te interpreteren.

De morele en spirituele plichten van de vrijmetselarij bieden dan ook eerder een interessante uitdaging en een uitnodiging tot zelfontplooiing. Het is de mogelijkheid tot het verbreden van de horizon door onder meer beleving, door ordelijke gedachtewisseling over onderwerpen die het leven raken, door studie en door zelfverbetering. De regelgeving van de vrijmetselarij hoort daarbij geen knellende kleding te zijn, maar steun te bieden daar waar dat nodig is. De plichten die de Orde van Vrijmetselaren stelt, komen dus goed van pas.

Bron: het blad Vrijmetselarij, jaargang 67, nr. 8, september 2013 (pub).