‘JE KUNT NIET VOETBALLEN ZONDER CLUB’

Interview met monseigneur Philippe Bär
“Het ging meestal niet via de loges, maar via individuele vrijmetselaren die ik zo in de loop van de tijd ontmoet heb. Maar dat waren er velen.” Aan het woord monseigneur Philippe Bär. Het contact met de vrijmetselarij omschrijft hij als heel plezierig. Hij is jarenlang een veelgevraagd spreker in loges geweest. “Ik was er zeer verguld mee als ik gevraagd werd voor een spreekbeurt. Ik ging er vanuit dat de vrijmetselaar net zo’n Godzoeker was als ik. Daarom was het prima om in logekringen te vertoeven. Ik heb het altijd graag en met overtuiging gedaan en ik ben er ook nooit in teleurgesteld geweest.”

Bron: het blad Vrijmetselarij, jaargang 65, nr. 10, december 2011 (pub).

Tekst: Rinus van Warven – Foto’s: Paul Mellaart.

Zijn oom Louis was vrijmetselaar-pur-sang. “Naar mijn weten is hij lid geweest van het hoofdbestuur. Ook twee minder bekende ooms waren lid van de loge. Dus ik heb in mijn jeugd veel over de vrijmetselarij gehoord, al moest je wel je stem laten zakken als je het er over had. Ik realiseerde me goed – ik spreek nu over de jaren ‘30 – dat de vrijmetselarij toen een genootschap was waarover de vreemdste verhalen werden verteld. Wij wisten dat oom Louis erbij was, maar er was geen sprake van echte openheid. Die kwam pas na de oorlog. Als kleinzoon en achterkleinzoon van dominees was oom Louis zeker geen godloochenaar, maar hij zocht op zijn manier, zijn eigen fi losofi sche manier. Ik ben met hem wel eens in het gebouw aan de Fluwelen Burgwal geweest. Ik heb ook wel eens katholieke mensen geholpen hun weg naar de loge te vinden. Gelukkig is het voor katholieken niet meer verboden om lid te zijn van de loge.”

‘Geloven kun je niet zonder support
van anderen’

Vorm

Oorspronkelijk van hervormden huize, maakte hij de overstap naar de rooms-katholieke kerk. Hoe voelt monseigneur Bär zich momenteel binnen zijn eigen kerk? “Ik zeg het u in alle eerlijkheid, ik ben volstrekt rooms-katholiek. Dat betekent, dat ik mij met alle vezels van mijn wezen bij de kerk betrokken voel en mij ook ‘ín de kerk’ voel. Natuurlijk wordt het tijd eens over deze en gene zaken te praten. Dat kan. Het wordt de hoogste tijd. Maar als je over deze zaken nadenkt, betekent dat niet dat je ‘buiten de kerk’ bent. Uit liefde voor de kerk zou je willen dat sommige dingen worden herzien, wat meer bij de tijd worden gebracht.” “Maar dit alles verhindert mij niet om te zeggen dat ik met heel m’n hart, m’n ziel en m’n verstand rooms-katholiek ben. Laten we wel wezen… De aardse vorm, de verschijningsvorm van de kerk, is wezenlijk. Je kunt niet voetballen zonder lid te worden van één van die vervelende clubs. Dan is er geen voetbal. Dat is allemaal in handen van verenigingen. Die vereniging staat voor organisatie. Geloven kun je ook niet zonder support van anderen, zonder dat wat het vasthoudt, wat het als het ware handen en voeten geeft. De vorm is voor mij heel wezenlijk.”

Duimbreed

“Ik heb de katholieke vorm gekozen. En niet voor niets. Ik geloof ook in die vorm. Er is een paus, er zijn bisschoppen. Kortom, het ambt is er. Daar wijk ik geen duimbreed vanaf. Het pausschap
staat voor mij absoluut buiten discussie. Je kunt natuurlijk twisten over de dingen die de paus doet en zegt. En over de vraag of dat allemaal wel van hetzelfde goddelijke niveau is. Datzelfde
geldt ook voor de bisschoppen. Ik ben ook van dat clubje. Ik ben ook bisschop. Maar stel je voor, dat alles wat ik zei door de mensen moest worden aanvaard als zijnde uit Gods mond… Ik probeer natuurlijk niets te zeggen wat tegen de wil van God is, maar dat is toch wat anders. Je hebt het leiderschap in de kerk en het is goed dat de mensen luisteren naar wat paus en bisschoppen zeggen. Maar dat wil niet zeggen dat alles daarmee onaanvechtbaar is.”

Monseigneur Bär: ”Je kunt natuurlijk twisten over de dingen die de paus doet en zegt.”

Monseigneur Bär: ”Je kunt natuurlijk twisten over de dingen die de paus doet en zegt.”

Dialoog 

Op spiritueel niveau zou gezegd kunnen worden dat vrijmetselarij een belichaming is van het gesprek tussen de godsdiensten, van de interreligieuze dialoog. Zou het voor monseigneur Bär mogelijk zijn in een viering voor te gaan, samen met een pandit, een imam, of een rabbijn? “Een viering samen voor te gaan is natuurlijk niet moeilijk”, aldus monseigneur Bär. “Maar je moet goed van elkaar weten wat je gaat doen. Het is voornamelijk een vormprobleem. Niet een inhoudelijk probleem. Als een imam het zou accepteren met mij zo’n viering te doen, betekent het natuurlijk ten diepste verbonden zijn in de essentie. Ik heb maar één keer een samenwerking in een viering geweigerd. Bij de voorbereiding van een huwelijksviering verdeelden een dominee en ik de liturgie een beetje. Toen ik aan hem vroeg of hij de ringen wilde zegenen, antwoordde hij dat hij aan die fl auwekul niet mee wilde doen. Daarop heb ik hem geantwoord dat we dan de hele viering niet zouden doen. Dat kon ik niet hebben. Maar gelukkig is dat maar één keer in al die jaren gebeurd.“ Op spiritueel niveau zou gezegd kunnen worden dat vrijmetselarij een belichaming is van het gesprek tussen de godsdiensten, van de interreligieuze dialoog. Zou het voor monseigneur Bär mogelijk zijn in een viering voor te gaan, samen met een pandit, een imam, of een rabbijn? “Een viering samen voor te gaan is natuurlijk niet moeilijk”, aldus monseigneur Bär. “Maar je moet goed van elkaar weten wat je gaat doen. Het is voornamelijk een vormprobleem. Niet een inhoudelijk probleem. Als een imam het zou accepteren met mij zo’n viering te doen, betekent het natuurlijk ten diepste verbonden zijn in de essentie. Ik heb maar één keer een samenwerking in een viering geweigerd. Bij de
voorbereiding van een huwelijksviering verdeelden een dominee en ik de liturgie een beetje. Toen ik aan hem vroeg of hij de ringen wilde zegenen, antwoordde hij dat hij aan die fl auwekul niet mee
wilde doen. Daarop heb ik hem geantwoord dat we dan de hele viering niet zouden doen. Dat kon ik niet hebben. Maar gelukkig is dat maar één keer in al die jaren gebeurd.“

Wervelen 

Monseigneur Bär heeft altijd vreugde geput uit gesprekken met joden, moslims, boeddhisten, hindoes. “Ik houd ontzettend veel van het werk van de schrijver Kader Abdollah. Moet je ‘De Boodschapper’ eens lezen, het boek over Mohammed. Het is een erg knap geschreven boek. En ik vond zijn boekenweekgeschenk ook prima.” “Ik geniet ook altijd van het werk van de soefi -mystici Hazrat Inayat Khan en Rumi. Ik ben ooit eens bij het graf van Rumi geweest, toen ik op reis was in Turkije, in Konya. Ik heb er de dansende derwisjen zien wervelen. Bij zijn graf voelde ik een verbinding met hem vanwege zijn prachtige geschriften. Natuurlijk zal ik de dingen nooit als een moslim kunnen doen. Maar samen een viering doen… Heerlijk! Ik heb ooit eens meegewerkt aan een viering in een soefi tempel. Dat de Here me dat maar vergeven moge.”

‘Uit liefde voor de kerk zou je willen dat
sommige dingen wat meer bij de tijd
worden gebracht’

Mystiek

Is Philippe Bär een mysticus? “Dat zeg je niet van jezelf… Maar ik heb wel altijd veel van de mystiek gehouden. Denk eens aan dat prachtige lied van Beethoven, ‘Die Ehre Gottes aus der Natur’.
De bloem die mooi verzorgd wordt in zijn bloei, de boom in de avondzon… Ze kunnen me in een hogere stemming brengen. Ik was onlangs in een bibliotheek om wat op te zoeken en ineens zag ik Thomas van Aquino staan. Ik heb een krukje gepakt en ben gaan lezen. Anderhalve kolom, verrukkelijk. En ik wist het weer zeker. Als het om het kwaad gaat, zit het antwoord in ons. Met een mes kan ik schillen, maar ik kan er ook mee doden. Zo zit de mogelijkheid tot geloof ook in ons. Ik zeg het effe op z’n benedictijns. ‘Geloof is de mystieke, de verborgen omgang met God’. Dan kan de wereld zo schoon zijn. Elk gebaar als een vingerwijzing naar de Heer. Niets is zo mooi als dat.”

‘Geloof is de mystieke, de verborgen
omgang met God’

Waterlelie

Wat heeft u de komende jaren nog te doen? “Doen wat mijn hand te doen vindt. Ik heb nog altijd erg veel belangstelling voor veel zaken. Ik ben dol op poëzie. Dat kun je overal mee naar toenemen. Het is er niet van gekomen om zelf te dichten. Net op het moment dat mijn creativiteit aan het ontluiken was, zo tussen mijn 14e en 18e jaar, zat ik in het kamp. Dat was de tijd dat je opstellen leerde maken en schoolkrantjes in elkaar zette. Ik heb dat niet gehad. En daarna heb ik me als een krankzinnige op het Grieks moeten storten om het staatsexamen alfa te halen. Hetgeen – met Gods hulp – ook is gelukt. Maar ik heb de poëzie lief gekregen. En ik heb haar nog steeds lief.” Vervolgens citeert monseigneur Bär tot slot en dan uit zijn hoofd het gedicht ‘De waterlelie’ van Frederik van Eeden. “Luister maar eens hoe mooi. Hoe kun je het verzinnen?

‘Ik heb de witte waterlelie lief, daar die zo blank is en zo stil haar kroon uitplooit in ’t licht. Rijzend uit donker-koelen vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart.Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenst niet meer…’.”