Vrijmetselaren en rituelen, vierluik, deel 4

‘RITUELEN HADDEN EN HEBBEN ZIN!’

‘Rituelen zijn belangrijk in het leven… Voor zowel vrijmetselaren als voor ieder van zijn medeburgers’, schrijft grootmeester Willem Meijer in zijn voorwoord op pagina 3 van deze uitgave. Hoe denken individuele vrijmetselaren zelf daarover? Hoe belangrijk vinden zij zelf rituelen? En welke rituelen hanteren zij in hun dagelijks leven? In dit vierluik laten vier vrijmetselaren hun gedachten de vrije loop. Tot slot Jasper Zuijdervliet, lid van loge ‘La Compagnie Durable’ in Middelburg, inmiddels gepensioneerd onderwijsbegeleider en vrijwilliger-uitvaartbegeleider.

Onder redactie van Ed Worm – Foto’s: Paul Mellaart.

 ’Zullen we dan maar even bellen…’, zegt mijn vrouw tegen me. ‘Heb je het nummer?’ Ja, heb ik. Mobieltje uit mijn linkerbroekzak. ‘Menu’. ‘Contacten’. ‘Jannie mobiel’. Gaat 3 keer over. ‘Jáhaaa…’, klinkt het olijk; ze

heeft al gezien dat ‘wij’ het zijn. En gezamenlijk zetten mijn vrouw en ik een vrolijk ‘Lang zal ze leven’ in. Jannie is jarig en staat aan de andere kant van de lijn vast te glimlachen. ‘In de gloria, in de glo-rie-ja!’ Aan het 3 keer hieperdepiep doe ik niet meer mee; ik heb wel genoeg gedaan zo. ‘Oh gut’, zegt Jannie nog en dan laat ik het gemakzuchtig maar verder aan mijn vrouw over. Is dit nu een ritueel? ‘Een ritueel is een handeling waarbij een
bepaalde sociale identiteit verworven of bevestigd wordt’, aldus de Encyclopedie van de Antropologie. Ik noem het dus maar een ritueel, want op de vraag welke rituelen ik in mijn dagelijks leven hanteer, moet ik toch érgens mee voor de dag komen. En dat valt waarachtig niet mee. Rituelen… doen ‘we’ daar eigenlijk nog aan? Of liever, doe ‘ik’ er nog aan? Bij een eerste zelfinventarisatie kan ik na enige moeite alleen maar op dit ‘lang zal ze leven’ komen. Na enig verder piekeren kom ik nog wat ander klein grut tegen, maar aan bijna geen enkele daarvan doe ik mee. Voor mij geen ‘high fives’. Ik doe niet mee aan de Oranje-gekte of de Gay Pride. Aansnijden van
bruidstaarten en ronddelen van beschuiten met muisjes – in deze volgorde, met beslist een tussenliggende periode van tenminste 9 maanden – liggen al een hele tijd achter me. Een monter ‘laat ik het afkloppen’ met een tik-tik op de onderkant van het houten keukentafelblad, zul je van mij niet zien. Ik heb al moeite genoeg met dat malle begroetingsritueel van op elke schouder een hand, kus links, kus rechts, kus links… ‘Oh, mijn bril!’ Ooit heeft een onverlaat het ritueel van 2 keer, plop, uitgebreid naar 3 keer en dan zit je eraan vast, want – zegt weer een ander definitieboek – ‘rituelen zijn vaste geformaliseerde handelingspatronen’.

‘In mijn prachtige katholieke jeugd stond het stijf van de rituelen’ 

Nee… Het is magertjes met mijn rituele leven. Dat is wel anders geweest… In mijn prachtige katholieke jeugd stond het stijf van de rituelen. Bijna letterlijk. Ze waren als een keurslijf, waarin we in ons katholieke dorp allemaal pasten. Ze gaven structuur aan ons leven, op de dag, in de maand, door het jaar heen en tot in de eeuwen der eeuwen, dachten we. Het liep anders… Iemand of iets heeft de stop eruit getrokken en die hele kleurige – en wat mij
betreft toch verrijkende cultuur – is vanaf de jaren ’70 nagenoeg afgekalfd. Met zijn allen op je knieën het Rozenhoedje bidden is allang voorbij en ik doe ook niet meer aan de vastentijd. En de tijd waarin mijn moeder zegenend met palmtakje en wijwater het huis door liep wanneer het buiten als de hel donderde en bliksemde en wij als bange kinderen in een hoekje zaten, maakt mij weemoedig. Een weemoed, die ik zo vaak nog zoek in de stilte van deze of gene oude kathedraal of kerk die ik ‘als toerist’ (godbetert) zo graag nog zoek. Het gebouw zélf is een ritueel. Ze hadden betékenis, die fantastische katholieke rituelen. Om 12 uur klingelde over het dorp de kerkklok: het ‘Angelus’, tijd voor een kort gebedje. Op 1 januari wensten we elkaar van harte ‘Zalig Nieuwjaar’. Eens per jaar gingen we ‘pesjonkelen’ wat is afgeleid van ‘portiuncula’ en wat neerkomt op gedurende 3 dagen naar de – verder stille – kerk gaan voor eenmansacties. Zieltjes redden ging je dan. De opdracht was deze… Ga naar de kerk, bid 5 keer het Onze Vader, 5 keer het Weesgegroet, en 5 keer het ‘Eer aan den Vader’… Verlaat dan de kerk. Resultaat: je had een ziel uit het vagevuur gered en naar de hemel geholpen. Elke keer dat je dat herhaalde wéér een ziel verlost. Waar vind je zoiets nog? Gepesjonkeld wordt er allang niet meer.

Maar niet alles is weg. Sinds 1995 ben ik – als vrijwilliger – humanistisch uitvaartbegeleider. Zo iemand houdt bij een crematie of begrafenis op verzoek van en namens de naaste familie een toespraak over het leven van een overledene. Dáár ervaar ik gelukkig nog een rijkdom aan rituelen, waarvan zelfs de bekende koffie-met-cake deel uit mag maken. Een tijdje geleden vertelde ik aan iemand dat ik een keer zo’n toespraak hield op een begraafplaats bij het open graf voor een oude mevrouw. We stonden er maar met zijn drieën. Een notaris, iemand van de thuiszorg, en ik. En ik hield mijn toespraak, eigenlijk ‘voor een lege zaal’. ‘Wat is de zin nou daarvan?’, werd me gevraagd. Had het wel zin? Ja, het had en heeft zin, zeg ik met volle overtuiging. Zelfs als de notaris op dat moment elders een akte had moeten passeren, zelfs als de mevrouw van de thuiszorg die dag buikgriep had
gehad, dan nóg zou ik daar mijn toespraak hebben willen houden. Voor die mevrouw. Voor iemand van ons. Voor iemand van wie op waardige wijze afscheid genomen moet worden. Zo doen wij dat in een beschaafde samenleving: samen leven, samen gedenken.

Op rituele manier.

Rituelen – ‘vaste handelingen die iets symboliseren, en zelf zonder die symboolfunctie eigenlijk niets betekenen’, aldus weer eens een andere definitie – ze verrijken ons leven door zichzelf te herhalen, te overstijgen. Als lid van een vrijmetselaarsloge mag ik dat steeds weer opnieuw ervaren. Mét elke keer winnen ze aan schoonheid en betekenis. Dat ze nog lang mogen leven, die rituelen. In de glo-rie-ja!

Jasper Zuijdervliet,
Loge ‘La Compagnie Durable’, Middelburg.

Bron: het blad Vrijmetselarij, jaargang 66, nr. 7, september 2012 (pub).